Jigoro Kano was een kleine en magere jongen. Ondanks dat hij veel geplaagd werd, deed hij nooit vervelend terug, want vechten durfde hij niet.
Toen hij 16 was, (1876) stapte hij naar een jiu-jitsu-school, want hij had gehoord dat een kleinere van een grotere en sterkere kon winnen dankzij jiu-jitsu technieken. Zijn conditie verbeterde snel en ook werd hij door alle oefeningen sterker. Al snel leek hij geen 'spillebeen' meer en hij voelde zich ook sterker.
Daarom durfde hij ook steeds meer voor zichzelf op te komen als hij geplaagd werd.
Jigoro Kano vond het jiu-jitsu veel te hard. Jiu-jitsu had veel goeds maar... Kano zocht, dacht na, probeerde uit en vond wat hij wilde!
De toen 22-jarige student noemde het 'Kodokan judo' (1882). Het Kodokan judo was veiliger om te beoefenen en dus prettiger om te trainen en leuker om naar te kijken
In het jiu-jitsu ging het erom je tegenstander(s) te verslaan. Zelfs zo, dat ze niet meer konden opstaan. Kodokan judo was meer een spel, een manier om iemand te werpen of onder controle te houden op de grond, zonder direct iemand te moeten blesseren. Kano bedacht dat als je dit spel vaak en lang genoeg zou spelen, je er tenslotte een sympathiek(er) mens door zou kunnen worden met een gezond(er) lichaam.
Jigoro Kano leerde ook veel over de verschillende manieren van lesgeven. Hij wist dat je een goede leraar of lerares nodig had om iets te kunnen leren. Daarom wilde hij, zelfs toen hij leraar was, steeds meer bijleren.